Hendrik Nicolaas Werkman
(1882-1945) begon zijn drukkerij op 1 januari 1907. Na een jaar werd de
drukkerij in het register van de KvK geschreven.
Werkman
experimenteerde met
zijn loden en houten materiaal (zetterij gerief). Om schitterende en
bijzondere composities te maken, gebruikte hij handgesneden sjablonen,
rubberen
inktrollers en drukte die af op papier. Het gebuik van sjablonen en
gerief zorgde ervoor dat zijn beeldende kunst een uitzonderlijke
uitstraling kreeg.
Druksels, noemde Werkman die bijzondere en wereldberoemde kunstwerken. Deze
zijn zo bijzonder omdat zakelijke spanningen, fricties, gebeurtenissen, frustraties en zijn belang in die
moeilijke eerste helft van de 20ste eeuw, met kleurrijke beelden in voorhanden papier is gedrukt, je kunt het ervan aflezen.
Reeds vanaf het eerste bezettingsjaar (1941) moest elk nieuw boek of herdruk
toestemming krijgen van het departement van volksvoorlichting en
kunsten. Zonder toestemming van de
Kultuurkamer mocht voor een totale oplage boeken slechts vijf kilo en vanaf 1943 slechts 21/2 kilo papier
worden gebruikt.
Vele drukkers hielden zich aan deze regel; uitgeverij D.A.Daamen in Den Haag
en uitgeverij H.N.Werkman te Groningen hadden een andere gedachte bij deze inperking.
Kernpunt was dat de Groninger graficus Hendrik
N. Werkman vond, dat persvrijheid, dus vrijheid van meningsuiting, los moest staan van elke denkbare overheidsbemoeienis.
Samen
met August Henkels, Ate
Zuidhoff en Adri Buning werd een bibliofiele serie in
omloop gebracht. Deze serie kreeg de geuzennaam ' De Blauwe Schuit '. Een mediaeval gedachtegoed die na 400 jaar rust, fris wakker werd.
In
de 15de
eeuw dichtte Jacob van Oestvoren 'De blauwe schuit'
(1413). Sebastiaan Brandt schreef eens
|
|
het spotgedicht 'het
Narrenschip' (1494). In die zelfde tijd
bracht Erasmus allen,
die niet in een Middeleeuwse Gilde pasten, onder in een 'blauwe
schuit'. Ook hun tijdgenoot Jeroen Bosch gebruikte dat beeld voor
een van zijn schilderijen. Het thema - toentertijd - was
steeds hun afkeer van maatschappelijke misdragingen bij diverse
overheden.
In de veertigdelige serie 'De Blauwe Schuit' werd de bezorgdheid tot 1944 jegens
de Kultuurkamer en haar gilden uitgedrukt in 52 bellettristische werken.
Bron: o.m. Dr. L. de Jong,
het Koninkrijk der Nederlanden
in de Tweede Wereldoorlog,
deel
7 p.834 en deel 10b p.1099, 's-Gravenhage, Staatsuitgeverij, 1982.
Op 10 april 1945 kwam in het Friese Bakkeveen een einde
aan het leven van meester drukker, kunstenaar en uitgever H.N.Werkman,
door verradelijke sympatisanten en een kogel van Nederlandse SD.
De weduwe Margaretha Cornelia Werkman-van Leeuwen en vier erven
verkochten het grafisch bedrijf op 1 mei 1947 aan hun gezel Wiebren Bos, die met het drukkersbedrijf verder ging als Drukkerij Bos.
In juni 1983 werd het zakelijke deel van Drukkerij Bos en het historische deel van v/h H.N.Werkman door Drukkerij
Boon v/h Joh.Wolff overgenomen van Bauwe Bos, de zoon van Wiebren.
Kornelis Feike Boon splitste het van wereldbetekenis zijnde historische
en culturele erfgoed af van het zakelijke deel. Dat erfgoed is bewaard - een directe ode aan zijn voorganger Hendrik Nicolaas
Werkman - als een privé collectie " l'
Imprimante Vivant ".
Die l'
Imprimante Vivant collectie was al vanaf 1992
te zien bij het voormalige Grafisch
Museum Groningen aan de Rabenhauptstraat. Die collectie
wordt omstreeks october 2020 permanent en professioneel tentoongesteld op de
H.N.Werkmanzaal van het GR-ID museum te Groningen.
|